Wanneer is verwijzing wél nodig?

In sommige gevallen hebt u wel een verwijzing nodig. Namelijk als u naar de fysiotherapeut gaat voor een aandoening die op de ‘chronische lijst’ staat. Deze lijst is opgesteld door de overheid en bevat enkele chronische aandoeningen die vanuit de basisverzekering worden vergoed. Ook kan in de polisvoorwaarden van uw zorgverzekeraar staan of en in welke gevallen u een verwijzing nodig heeft van uw huisarts of medisch specialist. Als u twijfelt, kunt u uw fysiotherapeut om advies vragen.

Chronische lijst

A.   Een van de volgende aandoeningen van het zenuwstelsel:

    1. Cerebrovasculair accident;
    2. Ruggemergaandoening;
    3. Multipele sclerose;
    4. Perifere zenuwaandoening indien sprake is van motorische uitval;
    5. Extrapyramidale aandoening;
    6. Motorische retardatie of een ontwikkelingsstoornis van het zenuwstelsel en hij jonger is dan 17 jaar;
    7. Aangeboren afwijking van het centraal zenuwstelsel;
    8. Cerebellaire aandoening;
    9. Uitvalsverschijnselen als gevolg van een tumor in de hersenen of het ruggenmerg dan wel als gevolg van hersenletsel;
    10. Radiculair syndroom met motorische uitval;
    11. Spierziekte;
    12. Myasthenia gravis;

    B.   Of een van de volgende aandoeningen van het bewegingsapparaat:

                          1. Aangeboren afwijking;
                          2. Progressieve scoliose;
                          3. Juveniele osteochondrose en hij jonger is dan 22 jaar;
                          4. Reflexdystrofie;
                          5. Fractuur als gevolg van morbus Kahler, botmetastase of morbus Paget;
                          6. Frozen shoulder (capsulitis adhaesiva);
                          7. Hyperostotische spondylose (morbus Forestier);
                          8. Collageenziekten;
                          9. Status na amputatie;
                          10. Whiplash;
                          11. Postpartum bekkeninstabiliteit;
                          12. Fracturen indien deze conservatief worden behandeld;

                          C.   Of een van de volgende aandoeningen:

                          1. Chronic obstructive pulmonary disease indien sprake is van stadium II of hoger van de GOLD Classificatie voor COPD;
                          2. Aangeboren afwijking van de tractus respiratorius;
                          3. Lymfoedeem;
                          4. Littekenweefsel van de huid al dan niet na een trauma;
                          5. Status na opname in een ziekenhuis, een verpleeginrichting of een instelling voor revalidatie dan wel na dagbehandeling in een instelling voor revalidatie en de hulp dient ter bespoediging van het herstel na ontslag naar huis of de beëindiging van de dagbehandeling;
                          6. Claudicatio intermittens (vasculair) graad 2 of 3 Fontaine;
                          7. Weke delen tumoren;
                          8. Diffuse interstitiële longaandoening indien sprake is van ventilatoire beperking of diffusiestoornis.
                          • Indien het een aandoening betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 10, of onderdeel b, subonderdeel 11, is de duur van  behandeling maximaal drie maanden.
                          • Indien het een aandoening betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 12, is de duur van behandeling maximaal zes maanden na conservatieve behandeling.
                          • Indien het een aandoening betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 7, of onderdeel d, subonderdeel 6, is de duur van behandeling maximaal twaalf maanden.
                          • Indien het een aandoening betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, subonderdeel 5, is de duur van de behandeling maximaal twaalf maanden in aansluiting op ontslag naar huis of beëindiging van de behandeling in de instelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, subonderdeel 5.
                          • Indien het een aandoening betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 10, is de duur van de behandeling maximaal drie maanden. Indien hierna nog sprake is van de trias bewegingsverlies, conditieverlies en cognitieve stoornissen, kan deze periode verlengd worden met maximaal zes maanden.
                          • Indien het een aandoening betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, subonderdeel 7, is de duur van behandeling maximaal twee jaren na bestraling.